186. Les enfants du Pirée (1960) - Dalida
Dalida (Caïro, 17 januari 1933 - Parijs, 3 mei 1987), pseudoniem van Iolanda Cristina Gigliotti, was een Egyptisch-Franse zangeres en actrice van Italiaanse afkomst. Met meer dan 170 miljoen verkochte platen is ze een van Frankrijks succesvolste artiesten ooit.
In 1954 was Iolanda Cristina Gigliotti Miss Egypte, en op haar eenentwintigste vertrok ze naar Frankrijk voor een carrière als zangeres en actrice. Ze noemde zichzelf toen Dalila, naar de vrouw uit de Bijbel. In Parijs veranderde ze dat op aanraden van Eddie Barclay in Dalida. Ze brak door met een Italiaans getint repertoire, en cultiveerde haar 'exotische' uitstraling met een grote bos zwarte krullen en donker omrande ogen. In 1957 had ze in Frankrijk een hit met het lied Bambino, dat 39 weken lang de hitlijst aanvoerde. Aan het einde van de jaren zestig nam ze haar typerende, blonde kapsel. Aan het begin van de jaren zeventig verdiepte ze haar repertoire door werk van Léo Ferré en Jacques Brel op te nemen.
In de jaren tachtig dwong een oogkwaal, die uit haar jeugd stamde, haar tot enkele operaties die weinig verbetering brachten. Ze zag steeds minder met haar linkeroog, en keek vaak scheel. Ook de relaties met mannen waren weinig gelukkig. Drie mannen met wie ze een al dan niet langdurige, doch erg innige relatie onderhield, pleegden zelfmoord, onder wie Luigi Tenco en Lucien Morisse.
[foto: onbekend]
Met Paroles, paroles en Gigi l'amoroso, het gezongen verhaal van een Napolitaanse hartenbreker die na een mislukt avontuur in Hollywood terugkeert naar zijn geboortedorp, had ze haar grootste hits. Daarna besloot ze, op aanraden van haar broer Orlando, die tevens haar manager was, zich te richten op de opkomende disco. Met J'attendrai, een cover van een chanson uit de jaren dertig, had ze de eerste Franstalige discohit. Daarna volgde nog de disco-opvolger van Gigi l'amoroso, Gigi in Paradisco waarin Gigi na zijn dood in de hemel in het Engels zingt. Ook het nummer Darla Dirladada werd internationaal in 1970 een grote hit. Wereldwijd verkocht ze veel singles en albums, vooral in Frankrijk, Italië, België, Zwitserland, Duitsland, Egypte, Canada, het Midden-Oosten en Japan was ze razend populair.
Ze speelde nog in een film, genaamd "De Zesde Dag", waarvoor ze terugkeerde naar Egypte. Moe van alle problemen maakte ze in de nacht van 2 op 3 mei 1987 met behulp van pillen in Parijs een eind aan haar leven. Ze liet een briefje na met de woorden: «la vie m'est insupportable, pardonnez-moi» (het leven is ondraaglijk voor mij, vergeef me). Na haar dood werd Dalida een groot voorbeeld voor de nieuwe generatie zangeressen. Dalida wordt samen met Édith Piaf beschouwd als de meest populaire en invloedrijkste Franse zangeres uit de 20e eeuw.
(bron: nl.wikipedia.org/wiki/Dalida)
Les enfants du Pirée is een nummer één hit van Dalida dat een internationale zomerhit was. Het is ook de titelsong van haar eerste uitgebrachte album in de jaren 60. Het komt uit de film Jamais le dimanche genomineerd voor 8 Oscars en won een Oscar voor de muziek van Manos Hadjidakis, gezongen door Melina Mercouri die in de door Jules Dassin (vader van de bekende chansonnier Joe Dassin) geregiseerde film speelde. Het nummer won in Québec een prijs voor het 'beste buitenlandse lied van 1960'
Dit nummer is door veel artiesten over de hele wereld gecoverd. In Holland liepen er zelfs 9 versies van deze vrolijke en leuke plaat !!! "Winny Dobber, Anneke van Hooff, Mieke Telkamp, Ria Verda, Lale Andersen, Dalida, Makadopoulos (instrumentaal), Melina Mercouri & Catarina Valente" !!! De ene wat beter dan de ander !!! In de Hollandse hitlijsten stonden ze allen gezamelijk bij elkaar, een groep van 4 en ééntje van 5 !!!
Het bereikte een nummer één positie in de hitlijsten van Frankrijk en Spanje en eindigde op nummer twee in Vlaanderen, Nederland, Italië en Zwitserland, een bescheiden 13e plaats in Wallonië en een 24e plaats in de hitparade van Québec.
Tekst: Les enfants du Pirée
Noyés de bleu sous le ciel grec
Un bateau, deux bateaux,trois bateaux
S'en vont chantant
Griffant le ciel à coups de bec
Un oiseau, deux oiseaux, trois oiseaux
Font du beau temps
Dans les ruelles d'un coup sec
Un volet, deux volets, trois volets
Claquent au vent,
Et faisant une ronde avec
Un enfant, deux enfants, trois enfants
Dansent gaiement.
Mon dieu que j'aime,
Ce port du bout du monde
Que le soleil innonde
De ses reflets dorés
Mon dieu que j'aime,
Sous les bonnets oranges
Tous les visages d'anges
Des enfants du Pirée.
Je rêve aussi d'avoir un jour,
Un enfant, deux enfants, trois enfants
Jouant comme eux
Le long du quai flanent toujours
Un marin, deux marins, trois marins aventureux
De notre amour on se fera
Un amour, dix amours, mille amours
Noyés de bleus
Et nos enfants feront des gars
Que les filles
A leur tour rendront heureux.
Mon dieu que j'aime,
Le pont du bout du monde
Que le soleil innonde
De ses reflets dorés
Mon dieu que j'aime,
Sous les bonnets oranges
Tous les visages d'anges
Des enfants du Pirée.
Quand on parlait de voyages
Vers de fabuleux rivages
Tu disais qu'on les feraient nous aussi,
Oui mais quand on en a eu l'âge
Moi j'ai quitté le village,
Tu m'as dit je t'attendrais toute ma vie
Mais quelques fois,
Les bateaux s'en vont si loin
Que le flot les entrainent
Mais quelques fois,
Les bateaux s'en vont si loin
Que quelques fois
Trop tard ils reviennent.
Après tant et tant d'années
Je t'ai enfin retrouvé
Devant nous le passé vient de surgir
Mais mon dieu comme c'est étrange
Oh mon dieu comme c'est étrange
Nous n'avons soudain plus rien rien à nous dire
Car quelques fois,
Les bateaux s'en vont si loin
Et le flot les entrainent
Car les bateaux quelques fois,
S'en vont si loin
Mais quelques fois
Trop tard ils reviennent
Mais quelques fois
Trop tard ils reviennent.
(Auteur: Jacques Larue Componist: Manos Hadjidakis)
Tekst: Les enfants du Pirée - Nederlandse vertaling
Gedompeld in blauw onder de Griekse hemel
een boot, twee boten, drie boten
die zingend uitvaren
Met snavelsoten krassend in de hemel
een vogel, twee vogels, drie vogels
die mooi weer spelen
In de straatjes slaan met droge klappen
een luik, twee luiken, drie luiken
in de wind
In een kring maken
een kind, twee kinderen, drie kinderen
een vrolijke rondedans
Mijn God, wat houd ik van
deze haven aan het eind van de wereld
badend in het zonlicht
met zijn gulden gloed
Mijn God, wat houd ik van
al die met oranje mutsjes bedekte
engelengezichtjes
van de kinderen van Piraeus
Ik droom er ook van op een dag
een kind, twee kinderen, drie kinderen
te hebben die spelen als zij
Langs de kade flaneren altijd
een matroos, twee matrozen, drie avontuurlijke matrozen
Uit onze liefde zullen zich
een liefde, tien liefdes, duizend liefdes ontwikkelen
gedompeld in blauw
En onze kinderen zullen knapen worden
die de meisjes
op hun beurt gelukkig zullen maken
Mijn God, wat houd ik van
deze haven aan het eind van de wereld
badend in het zonlicht
met zijn gulden gloed
Mijn God, wat houd ik van
al die met oranje mutsjes bedekte
engelengezichtjes
van de kinderen van Piraeus
Toen er gesproken werd over reizen
naar sprookjesachtige kusten
zei jij dat wij die ook zouden maken
Ja, maar toen we er de leeftijd voor hadden
ben ik weggegaan uit het dorp
Jij zei: ik zal mijn hele leven op je wachten
Maar soms varen de schepen zo ver
dat de stroom ze meevoert
Maar soms
gaan de schepen zo ver
dat ze soms
te laat terugkeren
Na al die lange jaren
heb ik je eindelijk teruggevonden
Vóór ons is ineens het verleden opgedoemd
Maar mijn God wat is dat vreemd
Ach mijn God wat is dat vreemd
ineens hebben we elkaar niets meer te zeggen
Want soms
gaan de schepen zo ver
en de stroom voert ze mee
want de boten gaan soms zo ver
Maar soms
keren ze te laat terug
Maar soms
keren ze te laat terug
(bron: muzikum.eu)
{{ 'Comments (%count%)' | trans {count:count} }}
{{ 'Comments are closed.' | trans }}