30. Amsterdam (1964) - Jacques Brel
Jacques Romain Georges Brel (Schaarbeek, 8 april 1929 – Bobigny (Parijs), 9 oktober 1978) was een Belgische zanger, componist en tekstschrijver die in de vroege jaren zestig uitgroeide tot een internationale beroemdheid. Na zijn afscheid van het podium in 1967 was hij enige tijd actief als filmacteur en -regisseur. Jacques Brel wordt op 8 april 1929 in Schaarbeek geboren in een gezin uit de gegoede burgerij. Het ouderlijk echtpaar woonde een poosje in Belgisch-Congo waar het een tweeling Pierre en Nelly kreeg. De beide kinderen stierven al op jonge leeftijd. Later volgde nog een zoon die ze opnieuw de naam Pierre gaven. Jacques is hun vierde kind. Op school blijkt Brel geen hoogvlieger en eind de jaren 40 gaat hij aan de slag in de kartonfabriek van zijn vader. Het werk kan hem niet bekoren en hij kwijnt weg van verveling. Ook het burgerlijke milieu waarin hij is opgegroeid, hangt als een molensteen rond zijn nek. Later zal hij zijn afkomst uitvoerig bezingen (én hekelen) in zijn oeuvre.
In de katholieke jeugdbeweging La Franche Cordée vindt Brel een uitlaatklep. Daar experimenteert hij met muziek en toneel en geeft hij zijn eerste optredens. Hij krijgt de smaak als artiest te pakken en trekt de deuren van de kartonfabriek al snel voorgoed achter zich dicht. In 1953 vertrekt hij naar Parijs, maar daar zit niemand op hem te wachten. De Franse platenbaas Jacques Canetti laat hem enkele keren optreden in zijn cabaret Les Trois Baudets, maar toch ziet hij vooral zwarte sneeuw. Zijn eerste album "Grand Jacques" uit 1954 doet het slecht, al vertolkt Juliette Greco af en toe zijn nummer "Le diable (ça va)" tijdens haar optredens. Rond die tijd ontmoet Brel in Parijs François Rauber en Gérard Jouannest, 2 muzikanten die de rest van zijn carrière zijn vaste begeleidingsband zullen vormen. Later sluit ook Jean Corti zich bij hen aan. Samen schrijven ze tientallen nummers, waaronder de grootste successen van Brel.
Vanwege zijn kritische, vaak spottende, teksten over de Vlaamse Beweging en het leven onder de vleugels van de Rooms-Katholieke Kerk was Brel vooral onder Vlamingen omstreden. Hij schreef echter diverse lofzangen op het Vlaamse land en het vrouwelijk deel van zijn bewoners. Met zijn liedjesteksten zorgde Brel regelmatig voor opschudding, o.m. met Les bourgeois en Les Flamandes. Terwijl de (Franstalige) buitenwereld Brel op handen draagt, schopt hij in Vlaanderen verschillende keren tegen zere schenen met enkele controversiële nummers. Dat doet hij een eerste keer in 1959 met "Les flamandes" waarin hij de draak steekt met Vlaamse vrouwen. Hij zingt hoe ze enkel met geld en kinderen krijgen bezig zijn terwijl de goegemeente en de geestelijke stand minzaam toekijken. In 1966 haalt La...La...La..., waarin Brel de pastoors en de flaminganten hekelt en een republikeins België voorstaat, zelfs de parlementaire debatten.
[foto: Photo News]
Brel is een homme à femmes en rijgt de rest van zijn leven verschillende buitenechtelijke relaties aaneen. Brel werkt met een hels tempo honderden concerten per jaar af en vaak meerdere optredens per dag. Hij rookt als een ketter en slaat grote hoeveelheden alcohol achterover. Slapen doet hij niet of nauwelijks. Tegen het einde van de jaren 60 zit hij helemaal op zijn tandvlees. Een snel verslechterende gezondheidstoestand dwong hem de laatste drie maanden van zijn leven in Frankrijk door te brengen. Op 9 oktober 1978 overleed hij aan een longembolie in het Avicennaziekenhuis in Bobigny nabij Parijs. Hij werd begraven op het kerkhof van Atuona in Hiva Oa, niet ver van het graf van Paul Gauguin.
Vele artiesten hebben Brel-chansons uitgevoerd of opgenomen: Will Ferdy, Liesbeth List, Johan Verminnen, Herman van Veen, Jeroen Willems en Patrick Riguelle. In het Engelse taalgebied zorgden met name vertaler Rod McKuen en de zangers Scott Walker, Terry Jacks en David Bowie voor Brels bekendheid. Van If you go away (de Engelse bewerking van Ne me quitte pas) bestaan talloze versies, waarvan die van Shirley Bassey, Dusty Springfield, Neil Diamond en Frank Sinatra waarschijnlijk de bekendste zijn.
(vrt.be/vrtnws/nl/2018/10/08/jacques-brel-40-jaar-overleden / nl.wikipedia.org/wiki/Jacques_Brel)
Amsterdam ook bekend als Dans le port d'Amsterdam heeft de vorm van een crescendo en beschrijft de ervaringen van matrozen tijdens hun verlof in de rosse buurt in Amsterdam. De melodie is ontleend aan het Engelse Greensleeves.
Het lied is ontstaan na een bezoek van Brel aan Amsterdam in het begin van de jaren '60. Na een avondje stappen belandde hij in een kroeg in de rosse buurt waar accordeon gespeeld werd en waar de zeelieden rond de tap zaten te drinken en op de vuist gingen. Het notitieblok is een topstuk van de collectie Jacques Brel "Memorabilia" dat in Parijs geveild werd door Sotheby's. De verwacht opbrengst was tussen de 50.000 en 70.000 euro voor het manuscript.
Eén van de mooiste en beroemdste liedjes dat geschreven is over Amsterdam is deze van Jacques Brel. Amsterdam is een melancholisch portret van de havenstad Amsterdam. Brel bracht dit nummer nooit op een studioplaat uit. Desondanks werd Amsterdam een van de populairste liederen van Brel. Er is wel een live-album (Enregistrement Public à l'Olympia 1964) en een filmopname van dit liveconcert in het Parijse Olympia bewaard gebleven.
Amsterdam is door een groot aantal bekende artiesten in verschillende talen uitgevoerd. Engelse versies waren er van onder anderen John Denver (1970), Dave Van Ronk (1971), Scott Walker (1981) en David Bowie (1973, als B-kant van het nummer "Sorrow" van zijn album Pin Ups). In het Nederlands werd Amsterdam gezongen door De Dijk, Acda en De Munnik, Liesbeth List en Rapalje. In het Frans zong Édith Piaf het lied. Er bestaan ook versies in andere talen.
Tekst: Amsterdam
Dans le port d’Amsterdam
Y a des marins qui chantent
Les rêves qui les hantent
Au large d’Amsterdam
Dans le port d’Amsterdam
Y a des marins qui dorment
Comme des oriflammes
Le long des berges mornes
Dans le port d’Amsterdam
Y a des marins qui meurent
Pleins de bière et de drames
Aux premières lueurs
Mais dans le port d’Amsterdam
Y a des marins qui naissent
Dans la chaleur épaisse
Des langueurs océanes
Dans le port d’Amsterdam
Y a des marins qui mangent
Sur des nappes trop blanches
Des poissons ruisselants
Ils vous montrent des dents
A croquer la fortune
A décroiser la lune
A bouffer des haubans
Et ça sent la morue
Jusque dans le coeur des frites
Que leurs grosses mains invitent
A revenir en plus
Puis se lèvent en riant
Dans un bruit de tempête
Referment leur braguette
Et sortent en rotant
Dans le port d’Amsterdam
Y a des marins qui dansent
En se frottant la panse
Sur la panse des femmes
Et ils tournent et ils dansent
Comme des soleils crachés
Dans le son déchiré
D’un accordéon rance
Ils se tordent le cou
Pour mieux s’entendre rire
Jusqu’à ce que tout à coup
L’accordéon expire
Alors le geste grave
Alors le regard fier
Ils ramènent leur batave
Jusqu’en pleine lumière
Dans le port d’Amsterdam
Y a des marins qui boivent
Et qui boivent et reboivent
Et qui reboivent encore
Ils boivent à la santé
Des putains d’Amsterdam
De Hambourg ou d’ailleurs
Enfin ils boivent aux dames
Qui leur donnent leur joli corps
Qui leur donnent leur vertu
Pour une pièce en or
Et quand ils ont bien bu
Se plantent le nez au ciel
Se mouchent dans les étoiles
Et ils pissent comme je pleure
Sur les femmes infidèles
Dans le port d’Amsterdam
Dans le port d’Amsterdam.
(Auteur en componist: Jacques Brel)
Tekst: Amsterdam - Nederlandse vertaling
In de havenstad Amsterdam
Zijn zeelui die bezingen
De dromen waardoor ze achtervolgd worden
Over het gulle Amsterdam
In de havenstad Amsterdam
Zijn zeelui die maffen
Als wimpels
Langs de dode oevers
In de havenstad Amsterdam
Zijn zeelui die sterven
Vol bier en tragedie
Bij het eerste ochtendlicht
Maar in de havenstad
Zijn zeelui die worden geboren
In de vette hitte
Van de oceanische lethargie
In de havenstad Amsterdam
Zijn zeelui die eten
Aan hagelwitte tafelkleden
Blinkende vissen
En ze tonen hun tanden
Om in het geluk te bijten
Om de maan los te haken
Om de masttouwen op te vreten
En ze stinken naar kabeljauw
Tot in het hart van de aardappels
Die hun grote handen uitnodigen
Terug te komen voor meer
Dan staan ze lachend op
In een geluid als van een storm
Doen hun gulp dicht
En gaan boerend weg
In de havenstad Amsterdam
Zijn zeelui die dansen
Terwijl ze hun buik wrijven
Tegen de buik van de vrouwen
En ze draaien en ze dansen
Als kotsende zonnen
In het verscheurende geluid
Van een ranzige accordeon
En ze verdraaien hun nek
Om zich beter te horen lachen
Tot plotseling
De accordeon uitblaast
Dan met een ernstig gebaar
Dan met een trotse blik
Halen ze hun jongeheer tevoorschijn
In het volle licht
In de havenstad Amsterdam
Zijn zeelui die drinken
En die drinken en drinken
En die opnieuw weer drinken
Ze drinken op de gezondheid
Van de hoeren van Amsterdam
Van Hamburg of van elders
Kortom ze drinken op de dames
Die aan hen hun mooie lichaam geven
Die aan hen hun deugdzaamheid geven
Voor een goudstuk
En als ze genoeg gedronken hebben
Gaan ze staan met de neus in de lucht
Ze snuiten hun neus in de sterren
En ze pissen zoals ik huil
Op de ontrouwe vrouwen
In de havenstad Amsterdam
In de havenstad Amsterdam
{{ 'Comments (%count%)' | trans {count:count} }}
{{ 'Comments are closed.' | trans }}