23. Bruxelles (1962) - Jacques Brel

Jacques Romain Georges Brel (Schaarbeek, 8 april 1929 – Bobigny (Parijs), 9 oktober 1978) was een Belgische zanger, componist en tekstschrijver die in de vroege jaren zestig uitgroeide tot een internationale beroemdheid. Na zijn afscheid van het podium in 1967 was hij enige tijd actief als filmacteur en -regisseur. Jacques Brel wordt op 8 april 1929 in Schaarbeek geboren in een gezin uit de gegoede burgerij. Het ouderlijk echtpaar woonde een poosje in Belgisch-Congo waar het een tweeling Pierre en Nelly kreeg. De beide kinderen stierven al op jonge leeftijd. Later volgde nog een zoon die ze opnieuw de naam Pierre gaven. Jacques is hun vierde kind. Op school blijkt Brel geen hoogvlieger en eind de jaren 40 gaat hij aan de slag in de kartonfabriek van zijn vader. Het werk kan hem niet bekoren en hij kwijnt weg van verveling. Ook het burgerlijke milieu waarin hij is opgegroeid, hangt als een molensteen rond zijn nek. Later zal hij zijn afkomst uitvoerig bezingen (én hekelen) in zijn oeuvre.

In de katholieke jeugdbeweging La Franche Cordée vindt Brel een uitlaatklep. Daar experimenteert hij met muziek en toneel en geeft hij zijn eerste optredens. Hij krijgt de smaak als artiest te pakken en trekt de deuren van de kartonfabriek al snel voorgoed achter zich dicht. In 1953 vertrekt hij naar Parijs, maar daar zit niemand op hem te wachten. De Franse platenbaas Jacques Canetti laat hem enkele keren optreden in zijn cabaret Les Trois Baudets, maar toch ziet hij vooral zwarte sneeuw. Zijn eerste album "Grand Jacques" uit 1954 doet het slecht, al vertolkt Juliette Greco af en toe zijn nummer "Le diable (ça va)" tijdens haar optredens. Rond die tijd ontmoet Brel in Parijs François Rauber en Gérard Jouannest, 2 muzikanten die de rest van zijn carrière zijn vaste begeleidingsband zullen vormen. Later sluit ook Jean Corti zich bij hen aan. Samen schrijven ze tientallen nummers, waaronder de grootste successen van Brel.

Vanwege zijn kritische, vaak spottende, teksten over de Vlaamse Beweging en het leven onder de vleugels van de Rooms-Katholieke Kerk was Brel vooral onder Vlamingen omstreden. Hij schreef echter diverse lofzangen op het Vlaamse land en het vrouwelijk deel van zijn bewoners. Met zijn liedjesteksten zorgde Brel regelmatig voor opschudding, o.m. met Les bourgeois en Les Flamandes. Terwijl de (Franstalige) buitenwereld Brel op handen draagt, schopt hij in Vlaanderen verschillende keren tegen zere schenen met enkele controversiële nummers. Dat doet hij een eerste keer in 1959 met "Les flamandes" waarin hij de draak steekt met Vlaamse vrouwen. Hij zingt hoe ze enkel met geld en kinderen krijgen bezig zijn terwijl de goegemeente en de geestelijke stand minzaam toekijken. In 1966 haalt La...La...La..., waarin Brel de pastoors en de flaminganten hekelt en een republikeins België voorstaat, zelfs de parlementaire debatten.  

10b%20Jacques%20Brel

[foto: Photo News]

 Brel is een homme à femmes en rijgt de rest van zijn leven verschillende buitenechtelijke relaties aaneen. Brel werkt met een hels tempo honderden concerten per jaar af en vaak meerdere optredens per dag. Hij rookt als een ketter en slaat grote hoeveelheden alcohol achterover. Slapen doet hij niet of nauwelijks. Tegen het einde van de jaren 60 zit hij helemaal op zijn tandvlees. Een snel verslechterende gezondheidstoestand dwong hem de laatste drie maanden van zijn leven in Frankrijk door te brengen. Op 9 oktober 1978 overleed hij aan een longembolie in het Avicennaziekenhuis in Bobigny nabij Parijs. Hij werd begraven op het kerkhof van Atuona in Hiva Oa, niet ver van het graf van Paul Gauguin.

Vele artiesten hebben Brel-chansons uitgevoerd of opgenomen: Will Ferdy, Liesbeth List, Johan Verminnen, Herman van Veen, Jeroen Willems en Patrick Riguelle. In het Engelse taalgebied zorgden met name vertaler Rod McKuen en de zangers Scott Walker, Terry Jacks en David Bowie voor Brels bekendheid. Van If you go away (de Engelse bewerking van Ne me quitte pas) bestaan talloze versies, waarvan die van Shirley Bassey, Dusty Springfield, Neil Diamond en Frank Sinatra waarschijnlijk de bekendste zijn. 

(vrt.be/vrtnws/nl/2018/10/08/jacques-brel-40-jaar-overleden / nl.wikipedia.org/wiki/Jacques_Brel)  

MUZIEKNOOT Bruxelles is een lied van Jacques Brel uit 1962, over het Brussel ten tijde van het zogeheten belle époque. Het lied is geschreven in de Franse taal. Het lied maakt onderdeel uit van het album Les Bourgeois (De burgerij) waarin stevige kritiek op het hedonisme, de oppervlakkigheid en de onverschilligheid van deze maatschappelijke klasse wordt geleverd.

Het lied is grotendeels vrolijk en zorgeloos van toon, terwijl de dreiging van de Eerste Wereldoorlog steeds heftiger wordt, maar: Il pensait pas, elle pensait rien. Aan het eind wordt de oorlog even expliciet genoemd: Il attendait la guerre / Elle attendait mon père. Il is hier de grootvader van de zanger, elle zijn grootmoeder.

Het "bruisende" karakter van het Brussel van die tijd wordt sprekend weergegeven door het zelfverzonnen werkwoord bruxeller: C'était au temps où Bruxelles bruxellait (Het was de tijd dat Brussel brusselde). Opmerkelijk is verder dat er in het lied sprake is van een Place Sainte-Justine, terwijl een plein met een dergelijke naam in Brussel niet te vinden is, hoewel veel toeristen er de weg naar schijnen te vragen.

Op het einde van dit humoristische lied gooit de Belgische chansonnier, na een opzwepende onomatopee die het tempo opvoert, de luisteraar de waarheid in het gezicht met twee niet te verstane verzen; "'Il attendait la guerre. Elle attendait mon père". Zij was in verwachting van Brels vader. Nadien gaat het lied nog heel even krachtig door, maar al snel laat Brel het tempo zakken tot Bruxelles plots uitdooft in het amechtige gehinnik van een stervend paard. 

Het lied werd in 1970 door Liesbeth List in het Nederlands gecoverd als Brussel was toen nog een bruisende stad.

Tekst: Bruxelles

C'était au temps où Bruxelles rêvait
C'était au temps du cinéma muet
C'était au temps où Bruxelles chantait
C'était au temps où Bruxelles bruxellait

Place de Broukère on voyait des vitrines
Avec des hommes des femmes en crinoline
Place de Broukère on voyait l'omnibus
Avec des femmes des messieurs en gibus
Et sur l'impériale
Le cœur dans les étoiles
Il y avait mon grand-père
Il y avait ma grand-mère
Il était militaire
Elle était fonctionnaire
Il pensait pas elle pensait rien
Et on voudrait que je sois malin

Sur les pavés de la place Sainte-Catherine
Dansaient les hommes les femmes en crinoline
Sur les pavés dansaient les omnibus
Avec des femmes des messieurs en gibus
Et sur l'impériale
Le cœur dans les étoiles
Il y avait mon grand-père
Il y avait ma grand-mère
Il avait su y faire
Elle l'avait laissé faire
Ils l'avaient donc fait tous les deux
Et on voudrait que je sois sérieux

Sous les lampions de la place Sainte-Justine
Chantaient les hommes les femmes en crinoline
Sous les lampions dansaient les omnibus
Avec des femmes des messieurs en gibus
Et sur l'impériale
Le cœur dans les étoiles
Il y avait mon grand-père
Il y avait ma grand-mère
Il attendait la guerre
Elle attendait mon père
Ils étaient gais comme le canal
Et on voudrait que j'aie le moral

(Auteurs: Jacques Brel / Gerard Jouannest)  

17%20Bruxelles

Tekst: Bruxelles - Nederlandse tekst. Uitvoering: Liesbeth List 

Brussel was toen nog een bruisende stad
Brussel was toen oh la la en olijk
Brussel was toen nog een ruisende stad
Brussel en Brussel was vrij en vrolijk 

Op de parkeerplaats was het vol en dol
Heren met strohoeden, zware knevels
Dames met sleepjurk en kant parasol
De paardentram schoof langs oude gevels
Op 't tramdak zaten twee mensen blij te praten
Hij, mijn opa zaliger, zij, mijn oma zaliger
Hij was sergeant-majoortje, hij zat op een kantoortje
Hij dacht niet na, zij dacht aan niets
Dus wie verwacht van mij nog iets

Oh, Brussel was toen nog een zwierige stad
Brussel was toen oh la la en olijk
Brussel was toen nog een tierige stad
Brussel en Brussel was vrij en vrolijk

Op de kasseien rond de Sinte Kathlijn
Dansen de sleepjurken en de knevels
Op de kasseien was 't een dansend festijn
De paardentram danste langs de gevels
En op 't tramdak zaten twee mensen blij te praten
Hij, mijn opa zaliger, zij, mijn oma zaliger
Hij had haar ingenomen, zij had hem laten komen
'T Was vrije keus van allebei
Dus wie verwacht er ernst van mij

Oh, Brussel was toen nog een dansende stad
Brussel was toen oh la la en olijk
Brussel was toen nog een sjansende stad
Brussel en Brussel was vrij en vrolijk

In 't gaslicht rondom de Sinte Justien
Zongen de sleepjurken en de knevels
In 't gaslicht zong strohoed en crinoline
De paardetram knarste langs de knevels
En op 't tramdak zaten twee mensen blij te praten
Hij, mijn opa zaliger, zij, mijn oma zaliger
Voor hem kwam d'oorlog nader, bij haar gauw gauw mijn vader
Ze zongen als de nachtegaal
Dus wie verwacht van mij moraal

Brussel was toen nog een bruisende stad
Brussel was toen oh la la en olijk
Brussel was toen nog een ruisende stad
Brussel en Brussel was vrij en vrolijk, lijk

 

 

 

 

{{ message }}

{{ 'Comments are closed.' | trans }}